Een pragmatist én een tobber. Dat waren twee kanten van oud-premier Ruud Lubbers. Hij leidde drie kabinetten, waarin hij Nederland met schijnbaar speels gemak door een crisis leidde, maar ook worstelde met ethische vraagstukken als euthanasie.
Uit zijn biografie Ruud Lubbers, een slag anders, die volgende week verschijnt, blijkt dat hij uiteindelijk ook door euthanasie overleed, in zijn geliefde Rotterdam.
In die stad werd Lubbers geboren, vlak voor de oorlog. “Het was een wat dromerige jongen”, vertelt biograaf Lennart Steenbergen. “Maar op de kostschool kreeg hij te maken met een hard regime en werd hij klaargestoomd om tot de maatschappelijke bovenlaag te behoren.”
“Hij was een kwikzilverig figuur, met hoge intelligentie en vele kwaliteiten”, zegt oud-minister en medestudent Onno Ruding. Dat viel in 1973 op bij de formateurs van het kabinet-Den Uyl, waarin hij op zijn 34e minister van Economische Zaken werd.
In 1982 volgde Lubbers Dries van Agt op als minister-president. Ruding werd minister van Financiën. “Lubbers was principieel, maar ook pragmatisch”, zegt hij.
Crisis
Lubbers en Ruding botsten in 1983, toen ambtenaren staakten tegen een salarisverlaging van 3,5 procent. Lubbers besloot in een televisie-interview de salarisverlaging te verminderen tot 3 procent. Tot verbijstering van Ruding: “Ik was woest. Als je een afspraak maakt, dan moet je elkaar daaraan houden, ook als het tegenzit.”
Steenbergen ziet daarin juist de kracht van Lubbers: zijn pragmatisme in tijden van crisis. “In een tijd van enorme verdeeldheid, met enorme bezuinigingen en ambtenarenprotesten, heeft hij uiteindelijk iedereen in toom gehouden en het herstelbeleid erdoor gedrukt.”
Ook het thema euthanasie stond tijdens Lubbers’ regeerperiode prominent op de agenda. Het CDA wilde dat dat strafbaar bleef. Steenbergen: “Lubbers moest niets hebben van het idee van D66 dat de mens over zijn eigen leven mag beschikken. Maar Lubbers sloot niet uit dat de patiënt, zoals hij het formuleerde, door de arts ‘naar het levenseinde kon worden begeleid’.” De wet die uiteindelijk in 2001 werd aangenomen bepaalt dat als de arts voldoet aan bepaalde eisen, hij of zij is vrijgesteld van strafvervolging.
Teleurstellingen
Tijdens het derde kabinet-Lubbers (1989-1994) leek fractieleider Elco Brinkman de aangewezen man om Lubbers op te volgen als leider van het CDA. Maar in aanloop naar de Kamerverkiezingen van 1994 verklaarde Lubbers niet op Brinkman maar op de nummer drie van het CDA, Ernst Hirsch Ballin, te stemmen.
Onno Ruding: “Ik was verbijsterd. Zoiets doe je niet.” De gevolgen waren desastreus. Het CDA verloor twintig zetels.
Vanaf dat moment had Lubbers de wind tegen in zijn politieke loopbaan. Hij werd afgewezen als voorzitter van de Europese Commissie. Secretaris-generaal van de NAVO werd hij ook niet, na een paar onsuccesvolle sollicitatiegesprekken met de Amerikaanse autoriteiten.
Uiteindelijk kreeg hij in 2001 toch een belangrijke baan: Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen. “Hij heeft daar echt goed werk gedaan”, zegt Steenbergen. “Hij ging met de bezem door de organisatie en ging zich echt verdiepen in het vluchtelingenvraagstuk. Hij zag af van salaris en vergoedingen.”
Maar ook dit werk eindigde met een deceptie. Lubbers nam in 2005 ontslag nadat hij door een VN-medewerkster was beschuldigd van grensoverschrijdend gedrag. Ten onrechte, zei Lubbers zelf.
Euthanasie
Het afscheid van de VN knakte Lubbers, meent Sylvia Tóth, de eerste Nederlandse vrouw met een beursgenoteerd bedrijf en een vriendin van Lubbers. “Hij zei over dat grensoverschrijdend gedrag: ik heb het niet gedaan. Het is ontzettend triest dat de carrière van iemand die voor ons land en internationaal zo veel betekend heeft, op deze manier moest eindigen.”
In 2006 en 2010 werd Lubbers als informateur betrokken bij kabinetsformaties. Maar hij leidde steeds meer een teruggetrokken bestaan. Steenbergen: “Gaandeweg werd hij steeds depressiever en had ook last van intredende dementie. Het circuit van mensen om hem heen werd steeds kleiner.”
In de laatste fase van zijn leven nam Lubbers contact op met de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE). In gesprekken met een medewerker kwam hij tot zijn beslissing. “Hij heeft daar nooit ruchtbaarheid aan gegeven”, zegt Steenbergen. “De dementie was voor hem reden om van tevoren afspraken te maken over euthanasie. Op een gegeven moment, aan het eind van zijn leven, heeft hij de familie bijeengeroepen en onder het genot van een glas korenwijn hebben ze afscheid genomen.”
Tóth: “Ik wist het niet, maar het verbaast me ook niet. De laatste keer dat ik bij hem was, bracht hij mij met de lift naar beneden. Hij pakte mijn hand vast. Achteraf realiseerde ik me dat dat zijn afscheid was.”