Lefgozer, icoon, fenomeen, maar vooral een groot schrijver en schilder. Mensen die hem kenden hebben alleen maar grote woorden voor kunstenaar Jan Cremer, die vanochtend op 84-jarige leeftijd is overleden. Door zijn kunst, en door wie hij was, heeft hij grote indruk op hen gemaakt.
Striptekenaar Dick Matena zag de in Enschede geboren en getogen Cremer voor het eerst in een Haagse jazzclub, vertelt hij tegen de NOS. Nog voordat Ik Jan Cremer was verschenen. “Hij maakte wel indruk. Leren jasjes, spijkerbroeken, en hij straalde een enorm zelfvertrouwen uit. Lef, brutaliteit, een kwajongen, maar wel een getalenteerde kwajongen.”
“De vrouwen waren gek op hem”, vervolgt Matena. “Die grote ronde tafel waar hij met zes of zeven dames omheen zat, die allemaal naar Jan keken. Maar Jan keek de andere kant op, naar de muziek. Dat beeld ben ik nooit vergeten. Dat vond ik verbazingwekkend en jaloersmakend.”
Verlangen om te choqueren
Later kwam Matena erachter wie Cremer eigenlijk was. “Kranten schreven continu over hem. En toen kwam hij met zijn boek. Dat was een sensatie. Dat moest je gelezen hebben, of juist niet. Je werd aan alle kanten gewaarschuwd dat het het meest vieze boek was dat er ooit geschreven was. Dat was flauwekul. Jan was wel heel expliciet, maar ook heel grappig. Dat was wat de mensen vaak niet zagen.”
Jan Cremer was een fenomeen, zeker, beaamt schrijver Onno Blom. “Maar hij heeft dat bereikt door geweldig te schrijven. Dat wordt wel eens vergeten. In de literatuur wordt mooischrijverij en duurdoenerij vaak beloond, maar daar was Jan niet van. Die schreef in straattaal. Als een man die op je afkwam en je een klap voor je kop gaf als je aan het lezen was. Dat lef. Bij al die avonturen vroeg je je af: is dat wel echt gebeurd? Maar je moest je gewoon overgeven aan het verhaal.”
Waar dat verlangen om te choqueren vandaan kwam? Cremer groeide op in eenzaamheid, zegt Blom. Zijn vader overleed toen hij klein was, zijn moeder kon hem niet aan, hij belandde in kindertehuizen.
Rode oortjes
“Ik denk dat hij begrepen, gehoord wilde worden. Dat iedereen zag wat voor geweldig talent hij was. Als jongetje was hij er al van overtuigd dat hij beroemd wilde worden. Hij bedacht een boek. En hij wist ook hoe dat eruit moest zien. Hij moest er zelf op staan, op een motor, wijdbeens in spijkerpak, recht vooruit. En zo kwam hij de Nederlandse literatuur binnen denderen.”
En, vervolgt Blom, als je het ging lezen kreeg je rode oortjes. “Want er gebeurt alles wat God verboden heeft. Dat boek werd natuurlijk niet gepikt, er werd schande van gesproken. Jan wilde dat ook. Hij was niet alleen een geweldig schrijver, hij was ook een meedogenloze marketingmachine.”
Ook Ralph Keuning, oud-directeur van Museum de Fundatie in Zwolle, roemt Cremers literaire werk. “Hij was een onvoorstelbaar goed schrijver. De Hunnen, uit de jaren 80, is een meesterwerk.”
‘Tegen alles en iedereen’
Dat er nu vooral aandacht is voor Cremers boeken, en dan vooral dat eerste boek, vindt hij onterecht. “Zoals hij zelf zei: ik schilder zoals ik schrijf, ik schrijf zoals ik schilder. Het zijn vruchten van dezelfde bron. Als je goed kijkt, zie je dat hij op jonge leeftijd al een fenomenaal kunstenaar was. Hij was een vechter, tegen alles en iedereen, maar hij was ook een heel groot landschapsschilder.”
Voor schrijver en presentator Özcan Akyol was Cremer een groot inspirator. Hij schreef een voorwoord voor een gebundelde heruitgave van enkele van zijn boeken. “Hij was een eigenzinnig man en hij had ook echt een verhaal. Zijn succes begin jaren 60 kwam ook doordat zijn boek veel mensen aansprak. Mensen in de onderklasse hadden niet echt een stem in de literaire wereld, en hij kwam ook nog uit het oosten van het land.”
‘Rebels en rauw’
Cremers latere boeken zijn minder rauw, merkt Akyol op in het radioprogramma Nieuws & Co. “Ze gaan over liefdesverdriet, het zoeken naar identiteit. Maar door het grote publiek werd hij niet meer zo serieus genomen, zelfs al is dat latere werk technisch misschien wel beter. Ik Jan Cremer was een bom die hij had laten ontploffen en van dat imago is hij eigenlijk nooit meer afgekomen.”
Cremer was nog bezig aan een nieuw boek, weet Onno Blom. “Hij is altijd blijven schrijven en schilderen. Woeste zeegezichten, grote partijen verf tegen het doek aangeslingerd. Dat rebelse, dat rauwe, dat was zo aantrekkelijk van Jan en hij is er tot aan zijn laatste dag mee bezig geweest. Het is bijna ondenkbaar dat hij er niet meer is.”