Uit het niets verschijnt een schim op het toneel. De rouwende geliefde herkent het gezicht van zijn overleden verloofde: hij reikt naar haar, maar zijn armen grijpen door haar heen. Langzaam verdwijnt de mysterieuze verschijning weer uit beeld.
Henri Robin liet theaterbezoekers in het Parijs van de negentiende eeuw versteld staan met de illusie. Hoe kon hij voor hun ogen een geest laten opdoemen en verdwijnen? De tentoonstelling De Grote Illusie in het Teylers Museum in Haarlem onthult vanaf vandaag het trucje en trekt parallellen met vr-brillen, AI en augmented reality nu.
“Het was een waanzinnige eeuw”, zegt curator Trienke van der Spek. “Hier begint een beeldervaring die we nog steeds kennen. Het was het begin van massaentertainment. “
“Technologische vooruitgang en nieuwe wetenschappelijke inzichten gingen hand in hand met een publiek dat steeds meer op zoek is naar sensatie, spektakel. Sommige van die technieken zijn zo sterk, dat ze nog steeds worden gebruikt. “
In het geval van Robins geestverschijning was een glasplaat van vier bij vijf meter op het podium het geheim. Dat reflecteerde een acteur die buiten beeld stond. Het effect wordt Pepper’s ghost genoemd, naar de Brit die er het patent op kreeg.
Betere toneelverlichting (kalklicht) maakte die nieuwe illusie mogelijk. Van der Spek: “Pepper’s ghost lukt je niet met een zwak kaarsje, je moet iets hebben wat flink kan reflecteren. Rond deze tijd ontstaan de middelen om een veel groter publiek te bedienen. Om letterlijk nieuwe illusies te creëren.”
De techniek wordt nog steeds gebruikt: de Fata Morgana-tovenaar die in de Efteling opduikt bijvoorbeeld, of de ABBA-hologrammen voor de concertreeks in Londen.
Victoriaanse vr
Van der Spek wijst ook op ontdekkingen in de optica die meteen werden toegepast in nieuw entertainment. Stereofotografie levert een bedrieglijk echt dieptebeeld op. Film gebruikt de traagheid van het menselijk oog om de illusie van beweging te scheppen in snel opeenvolgende plaatjes. Innovaties die nog altijd gebruikt worden.
“Dit is allemaal analoog, maar het lijkt erg op de virtual reality die we nu kennen. Het is nu bewegend en zelfs interactief, maar virtual reality werkt feitelijk hetzelfde.”
Ook de dillema’s rond de nieuwe technologie lijken op die van nu. Van der Spek vergelijkt de “digitale spoken” van nu met de “phantasmagoria” van toen. Wat toen duiveltjes uit toverlantaarns of spoken op foto’s waren zijn nu AI-gegenereerde beelden of deepfakes.
De dubbele belichting waarmee Henri Robin spoken op zijn visitekaartje toverde, gebruikte oplichter Édouard Isidore Buguet om zogenaamd geliefden in het hiernamaals vast te leggen.
En toen Georges Méliès in 1897 gevechten uit de Grieks-Turkse Oorlog naspeelde, waren sommige kijkers overtuigd dat ze naar echt beeld zaten te kijken:
“Het zet mensen op het verkeerde been omdat het zo echt lijkt. Daar viel ook toen al het woord ‘fake’ bij”, zegt Van der Spek. “Is zien geloven? Wanneer weet je nog wat echt is en wanneer niet? Tot wanneer is het leuk en wanneer niet? Het onderwerp is bijzonder actueel.”
“Wij menen dat er nu zoveel verandert dat je er snel veranderstress van kunt krijgen, maar in de victoriaanse tijd hadden mensen dat ook al.”
Toch blijft de fascinatie met alle verschillende mogelijkheden. Met een jaloers lachje vertelt Van der Spek over het geboeide publiek bij een 19e-eeuwse voorganger van haar die bewegende beelden uit de toverlantaarn kreeg.
Het waren illustraties bij een lezing in het Teylers over de nieuwste wetenschappelijke inzichten: planeten lijken voor de ogen van het publiek te ontstaan uit gasnevels en rond te draaien door de ruimte.
“Zo’n live-animatie moet magisch zijn geweest. Hetzelfde verhaal was zeven jaar lang een show in Wenen voor het algemeen publiek. Gewoon een twee uur lange show over geologie, zeven jaar lang uitverkocht.”
De glasplaten die hiervoor gebruikt werden liggen nu statisch in de vitrine, maar het effect is te zien in enorme projecties op de muren van de tentoonstellingszaal, want “zo’n optische illusie moet je ervaren”.
Wat dat betreft lijken we nog steeds op onze voorouders, meent Van der Spek. “Mensen zijn helemaal niet zo veranderd in wat we leuk vinden. Techniek verandert, maar die emotie, die fascinatie, daarin zijn we niet zo heel veel anders dan in de 19e eeuw.”